Andra Moi
‘Andra moi ennepe mousa poluthropon hoos mala polla…’
Nadat ik een week in België had gewerkt, om een collega te assisteren een beeld te plaatsen in de duinen van de Panne, herkende ik de tuin bijna niet terug. Na weken van droogte had de natuur door een enkele regenbui een reuzensprong gemaakt. De heuvel, waarnaast ik werk, was overspoeld met een weelderige begroeiing van allerlei bloeiende wilde planten. Dit in schril contrast met het keurig gemaaide terrein en de prachtig groene heggen, die in geometrische patronen met zijn mooi gevormde boompjes je doet wanen in een kasteeltuin.
Dit is het decor waarin ik vanaf begin maart met de uitvoering van een beeld bezig ben geweest. Een beeld dat ontstaan is met een uitnodiging te participeren in het WCT-project van Trechter 5 van deze zomer. In januari werd ik door Ronald van Dokkum voorgesteld aan Sjaak Allemekinders in ’s – Heer Arendskerke, de eigenaar van Allemekinders-Beveland groenprojecten. Expliciet was de vraag of ik een beeld wilde ontwikkelen in de aangelegde tuin op het bedrijf. Het beeld dat mij na enkele weken voor ogen stond, ontwikkelde zich uit de behoefte iets te maken dat geheel in zijn ontworpen omgeving op zou gaan: ik meldde mij bij de organisatie met de wens een complete boom, inclusief wortels te vinden en deze na bewerking in de tuin te plaatsen op de daar aanwezige trapeziumvormige heuvel.
Toen in februari een telefoontje kwam, om bij de buren van het terrein een boom te komen uitkiezen, begon een onbegrijpelijk harmonieus proces. Iets wat zelden voorkomt. Een proces waarin alles lijkt te kloppen. Ik kwam ’s morgens vroeg op een glazen berijpt boerenerf waar ik uit zeven te rooien bomen één kon uitkiezen. Vijf essen, een kastanjeboom en een zeventig jaar oude lindeboom. Ik viel direct voor de laatste en het schelle, bijna Noord Amerikaanse zonlicht zorgde de daarop volgende dagen tijdens het uitgraven en vervoeren naar de tuin voor een perfecte entourage. Dat zonlicht is nooit meer weggegaan. Tijdens het hele uitvoeringsproces vanaf half maart is een korte broek mijn enige kleding geweest: aanvankelijk werd ik door de dagelijks langsfietsende schoolkinderen voor Tarzan uitgemaakt, maar na verloop van tijd werd Neger meer favoriet.
Het beeld van de boom staat voor de geschiedenis van de mensheid. Ontstaan uit woede over de valse start van de 21e eeuw. Gekke koeien, varkens- en vogelpest, een machteloos asielbeleid, een algehele ruk naar rechts in Europa, zich rücksichtslos verrijkende ‘top’ managers, de Euro, Fortuin met z’n erfgenamen die er nog een grotere puinhoop van wisten te maken en de beschamende hysterie van de Nederlandse bevolking bij zijn begrafenis, Bush die de wereld naar zijn hand denkt te kunnen zetten, 11 september en ga zo maar door.
De boom als oervorm, als door een bliksemschicht in tweeën gesplitst, de kern van wortels tot kruin zichtbaar gemaakt. Op de ontstane vlakken verschijnt het Griekse alfabet: op de ene helft als hoogdruk en op de andere in spiegel beeld in diepdruk.Als de boom zich weer zou sluiten, passen ze precies in elkaar. Dit schrift zat daar al, het is alleen zichtbaar geworden door de splitsing. Het beeld staat met zijn wortels net boven de grond, daardoor in de totale contour van zijn vorm met de twee gesplitste helften iets uit elkaar geplaatst boven op de trapeziumvormige heuvel. Wortels en takken in een geometrische vorm als rechthoek afgekort, analoog aan het ontwerp van zijn omgeving.
Correspondentie met een vriend over dit project leverde een reactie op in de vorm van de aanhef van dit schrijven. Dit is de beginregel van Homeros’ Odysseia, wat in vertaling ongeveer luidt: ‘Vertel mij, Muze, van de man die zoveel doorstaan/ geleden/ meegemaakt heeft’. Ik realiseerde me dat deze harmonieuze periode de aanvankelijke bitterheid van mijn gemoed had opengebroken. De voortschrijdende natuur dit voorjaar in deze omgeving heeft een louterende werking op mij gehad en deze zin paste daar precies bij: de noodzakelijke poëzie van de vorm zelf. Ik gaf dit beeld de titel ‘Andra moi’, in vertaling ‘De man, aan mij’, wat in overdrachtelijke zin als ‘De mens, aan mij’ gelezen zou moeten worden.
‘Andra moi’
Gertjan Evenhuis 2003